Lopen en wegrennen.
Met mijn net-uit-het-bed-hoofd knikte ik de man van het buurtwinkeltje op de hoek vriendelijk toe en vertrok voor een eindje lopen. Ik probeerde mijn adem te beheersen en liep op de maat van het liedje “Camisa negra” die in mijn hoofd vrolijk weerklonk. Uitkijkend naar taxichauffeurs die zich niets van de verkeerslichten aantrokken en met ware doodsverachtingen hun passagiers al toeterend door de verkeersstroom loodsen, bleef ik met mijn linker voet haken achter een kuiltje in de slechte weg. Mijn armen zwaaiden in de lucht. Gelukkig wist ik me in een reflex nog net met mijn andere voet staande te houden.
Na vitamines getankt te hebben op de prachtige plaza zette ik mijn looptocht voort. Langs een mozaïek van enorme hondendrollen en straten vol kerstlichtjes (grappig hoor, kerstversiering in de zomer) en affiches van de voorbije presidentsverkiezingen, die trouwens gewonnen zijn door oppositieleider Evo Morales van de MAS, baande ik mij een weg naar huis. Als het bergop ging dacht ik aan de ordinaire troela van een postbeambte die het woord bureaucratie leek uitgevonden te hebben. Het gaf me zowaar vleugels.
Opeens besloot pluvius dat ik al lang genoeg onder de voorjaarsstralen was beschenen en een felle bui veranderde het droge wegdek in een kletsnatte vlakte. Mijn broek plakte als een scheurende pannenkoek aan mijn benen. Het begon als druilregen maar al gauw gingen de trieste waterstralen over in een hevige plensbui en de hevige plensbui ging over in wat ik gestadig gieten zou willen noemen. De regen viel met bakken uit de lucht en stroomde als een enorme troebele stroom met de kleur van koffie verkeerd langs het wegdek naar benenden. Riolen en watergeulen, waar er al waren, raakten verstopt. Gedeelten van de weg zuchtten en begaven het. Ik had nooit geweten dat het zo kon regenen. Voordeel van deze zondvloed was dat alles, inclusief mezelf, werd schoon gespoeld. Een gevoel van onoverwinnelijkheid maakte zich meester van mij.
Het was eigenlijk geen weer om een hond uit te laten. Het tegendeel bleek natuurlijk waar te zijn. Ik hoorde hondengeblaf. Keek om mij heen, klaar om à la minute in een boom te klimmen en zo mijn lijf te redden. Mijn aversie tegen deze stinkerige beesten met een heleboel tanden dateert van eerdere voorvallen . Al blaffend komt zo een vierpoot op je afgerend en plant dan zijn modderige voorpoten op je propere broek. "AF!" roept de eigenaar dan en daarna andere zever in de trant van: "dat doet hij anders nooit" en "hij doet je helemaal niets" of "ze is alleen maar wat speels hoor," "het is maar een hond." in plaats van de stront- en blafmachiene hardhandig te corrigeren. Jaja blaffende honden bijten niet.
Ik sta daar dus perplex met een hart die enkele klopjes overslaat oog in oog met dat woeste kwijlend mormel. Het rotbeest boog zijn nek voorover, spande zijn spieren en stoof in een stofwolk briesend en met de damp uit zijn neus naar mij toe. Een fractie van een seconde komt dan altijd het sadistische idee in mij op om zo´n hotdog op vier poten als een voetbal op een penaltystip … nee-nee te riskant. Waarom houden deze monsters in godsnaam zoveel van mij. Traag en met enige schroom zette ik stapje na stapje achteruit. De hond verliest zijn aandacht, ik ben geen issue meer voor hem. Pardoes voel ik me echter wegglijden en mocht het stil zijn , dan hoorde ik dat ik in een glibberige, glijdende hoop ben gaan staan.
Na dit stupide potje hondendrolsurfen passeerde ik nog enkele mensen die zich in de krochten van de samenleving ophouden met, jawel, een hondenbaan. Scharrelen met rompen om hun lijf, bedelen met smekende blikken, wanhopen met bolletjes lijm als trouwe vriend. Een gelukkig nieuwjaar, een toekomst? Deze woorden komen in hun straatwoordenboek niet voort. Vandaag, hooguit morgen. Geluk is als je toevallig iets vindt op straat of die ene persoon die je wel een aalmoes geeft. Even dat beetje licht in die verdomd donkere eindeloze tunnel. En wie de verkiezingen gewonnen heeft weet je niet want kranten gebruik je als bescherming. Per slot van rekening kan je ze ook niet lezen.
Een douche later en ontspannend ruikend naar lavendel, of zoiets, kijk ik weer uit naar mijn volgende tocht.
Aan ieder van jullie nog fijne eindejaarsfeesten…en voor 2006 zal ik niet teveel wensen maar het gewoon proberen te doen.
Ambrazo, Federico.