martes, diciembre 20, 2005

Lopen en wegrennen.

Met mijn net-uit-het-bed-hoofd knikte ik de man van het buurtwinkeltje op de hoek vriendelijk toe en vertrok voor een eindje lopen. Ik probeerde mijn adem te beheersen en liep op de maat van het liedje “Camisa negra” die in mijn hoofd vrolijk weerklonk. Uitkijkend naar taxichauffeurs die zich niets van de verkeerslichten aantrokken en met ware doodsverachtingen hun passagiers al toeterend door de verkeersstroom loodsen, bleef ik met mijn linker voet haken achter een kuiltje in de slechte weg. Mijn armen zwaaiden in de lucht. Gelukkig wist ik me in een reflex nog net met mijn andere voet staande te houden.
Na vitamines getankt te hebben op de prachtige plaza zette ik mijn looptocht voort. Langs een mozaïek van enorme hondendrollen en straten vol kerstlichtjes (grappig hoor, kerstversiering in de zomer) en affiches van de voorbije presidentsverkiezingen, die trouwens gewonnen zijn door oppositieleider Evo Morales van de MAS, baande ik mij een weg naar huis. Als het bergop ging dacht ik aan de ordinaire troela van een postbeambte die het woord bureaucratie leek uitgevonden te hebben. Het gaf me zowaar vleugels.
Opeens besloot pluvius dat ik al lang genoeg onder de voorjaarsstralen was beschenen en een felle bui veranderde het droge wegdek in een kletsnatte vlakte. Mijn broek plakte als een scheurende pannenkoek aan mijn benen. Het begon als druilregen maar al gauw gingen de trieste waterstralen over in een hevige plensbui en de hevige plensbui ging over in wat ik gestadig gieten zou willen noemen. De regen viel met bakken uit de lucht en stroomde als een enorme troebele stroom met de kleur van koffie verkeerd langs het wegdek naar benenden. Riolen en watergeulen, waar er al waren, raakten verstopt. Gedeelten van de weg zuchtten en begaven het. Ik had nooit geweten dat het zo kon regenen. Voordeel van deze zondvloed was dat alles, inclusief mezelf, werd schoon gespoeld. Een gevoel van onoverwinnelijkheid maakte zich meester van mij.
Het was eigenlijk geen weer om een hond uit te laten. Het tegendeel bleek natuurlijk waar te zijn. Ik hoorde hondengeblaf. Keek om mij heen, klaar om à la minute in een boom te klimmen en zo mijn lijf te redden. Mijn aversie tegen deze stinkerige beesten met een heleboel tanden dateert van eerdere voorvallen . Al blaffend komt zo een vierpoot op je afgerend en plant dan zijn modderige voorpoten op je propere broek. "AF!" roept de eigenaar dan en daarna andere zever in de trant van: "dat doet hij anders nooit" en "hij doet je helemaal niets" of "ze is alleen maar wat speels hoor," "het is maar een hond." in plaats van de stront- en blafmachiene hardhandig te corrigeren. Jaja blaffende honden bijten niet.
Ik sta daar dus perplex met een hart die enkele klopjes overslaat oog in oog met dat woeste kwijlend mormel. Het rotbeest boog zijn nek voorover, spande zijn spieren en stoof in een stofwolk briesend en met de damp uit zijn neus naar mij toe. Een fractie van een seconde komt dan altijd het sadistische idee in mij op om zo´n hotdog op vier poten als een voetbal op een penaltystip … nee-nee te riskant. Waarom houden deze monsters in godsnaam zoveel van mij. Traag en met enige schroom zette ik stapje na stapje achteruit. De hond verliest zijn aandacht, ik ben geen issue meer voor hem. Pardoes voel ik me echter wegglijden en mocht het stil zijn , dan hoorde ik dat ik in een glibberige, glijdende hoop ben gaan staan.
Na dit stupide potje hondendrolsurfen passeerde ik nog enkele mensen die zich in de krochten van de samenleving ophouden met, jawel, een hondenbaan. Scharrelen met rompen om hun lijf, bedelen met smekende blikken, wanhopen met bolletjes lijm als trouwe vriend. Een gelukkig nieuwjaar, een toekomst? Deze woorden komen in hun straatwoordenboek niet voort. Vandaag, hooguit morgen. Geluk is als je toevallig iets vindt op straat of die ene persoon die je wel een aalmoes geeft. Even dat beetje licht in die verdomd donkere eindeloze tunnel. En wie de verkiezingen gewonnen heeft weet je niet want kranten gebruik je als bescherming. Per slot van rekening kan je ze ook niet lezen.
Een douche later en ontspannend ruikend naar lavendel, of zoiets, kijk ik weer uit naar mijn volgende tocht.

Aan ieder van jullie nog fijne eindejaarsfeesten…en voor 2006 zal ik niet teveel wensen maar het gewoon proberen te doen.
Ambrazo, Federico.

martes, diciembre 13, 2005

Tour-de-force ¿!*.?#:"

Tot overmaat van ramp bleek de keuken ook nog een soort apocalyptische nachtmerrie te zijn. Het vruchhtbare mekka van honderden zoniet duizenden wriemelende ongedierten die welig tussen het rottend schrijnwerk in het rond kropen. Daarbovenop vulde een scherpe schimmelgeur de kleine keuken. De lucht was er zo vochtig dat er vissen hadden kunnen rond zwemmen. Ook de vloer was versleten, oneffen door de vele voeten die er in de loop der jaren overheen hadden gelopen.
Kortom de onhygiëne trof me als een slag in het gezicht.
Hoe dit in godsnaam mogelijk was laat ik me in het hiernamaals nog eens uitleggen want elke seconde werd nu aangewend om de plannen bij te sturen. Het oorspronkelijk plan bestond erin om het sportveldje van het rehabilitatie (verbeterings) centrum Therapia Varones waar ik sportles geef op te kalvateren. Na de herbudgetering, diep gepeins en vele ditjes en nog meer datjes besloten de directeur, een handige man met wie ik goed kan opschieten, en ikzelf om de werkzaamheden samen met de kids uit te voeren. De uitgespaarde loonkost gebruikten we zo om alsnog de onappetijtelijke kookruimte en de eetzaal grondig te renoveren. En zo geschiedde…
Onder het gekoer van de duiven liepen we onafgebroken zweetend als otters en tot over onze oren in het stof als mieren in lange rijen trap op trap af achter elkaar aan met zakken vol puin, cement of zand. Met de asubtiliteit van een sloper gingen we de oude afgebrokkelde gevel te lijf met de overdreven kracht van een boom die omvalt op een druif. We schilderden de muren in vrolijke kleuren, verstevigeden de muren en stortten nieuwe cement in de scheuren van de fundamenten. De toch al krappe planning stuwde als een stapel ijsschotsen krakend tegen een dijk van een deadline…maar het is en blijft Bolivie waar tijd een heerlijk goddelijk geschenk is. Dit is één van de westerse verworvenheden die ik hier geenszins mis; het volstrekt maffe tempo, de agendadwang en de programmering van tijd.
Niets is de kids teveel: regenpijpen repareren, tegels uitbreken, muren metselen, sanitair installeren, lichten plaatsen, plamuren, rotzooi opruimen, de scheefgezakte betonnen grond herstellen, basketbalringen ophangen,… alles blijkt een kolfje naar hun hand. Dit alles gaat gepaard met speelse gladiatorengevechtjes en vele uitbarstingen van lachsalvo´s. Want zoals alles kent ook handigheid zijn gradaties.(!!!)
Niemand trakteerde mij op één van hun hoe-heb-je-me-dit-kunnen-aandoen blikken.
Waarlijk, de gasten hebben zichzelf overtroffen en zijn dolgelukkig dat de stierlijke verveling doorbroken werd die hen langzaam in een comateuze apathie deed wegzaken.
Tot dusver gaat alles naar wens. De kokin, die een zenuwinzinking nabij was, (begrijpelijk gezien de toestand van haar keuken) bedankte me reeds hartelijk met vochtige halftoegeknepen ogen. Was dit nu zo een situatie waarop een echte man moest laten zien hoe macho hij was of diende hij op dergelijke momenten juist emotioneel te zijn. Ik zal het nog eens moeten vragen aan mijn vier vrouwelijke huisgenoten.
Soit, schrijven over mijn werk vind ik gênant en zo serieus. Ook weet ik niet wat ik ergerlijk vind dit geklets in clichés of het feit dat clichés meestal waar zijn. Zoals deze .
…ofschoon hun criminele fouten uit het verleden, die als een zwaard van Damocles boven hun leven hangt, niet met de mantel der liefde kan worden toegedicht hebben ze recht op een plek waar ze op zijn minst veilig kunnen sporten alsook gezond eten en verdienen ze een tweede kans. Gracias, aan de sponsers die dit mogelijk maken: JH Knodde, Gros, Hester en Vrienden

Hasta luego liefste lezertjes,

miércoles, diciembre 07, 2005

Olympisch weekend

Nadat mijn rugzak mij al enkele weken verwachtingsvol aankeek werd het weer tijd voor een uitstapje. Ditmaal om een activiteitenweekend te organiseren voor een tehuis waar kinderen verblijven waarvan de vader hem gesmeerd is met dezelfde rapheid als waarmee hij zijn zaadje had geplant en waarvan de moeder de zorgen niet alleen op zich kan nemen. Kinderen uit gezinnen waarvan de ouders afgeleefd zijn door armoede en uitputting van hun treurige beroepen. Kinderen die thuis gevlucht zijn en nergens meer terecht kunnen.
Met een voedselvoorraad waarmee we het beleg van Leninggrad hadden kunnen doorstaan vertrokken we, enkele internationale vrijwilligers, naar het tehuis in de Yungas. De naam van het petieterig klein dorpje in de subtropische vallei klinkt als een plaats in een stripverhaal van Asterix en Obelix…Yanachachi. Of nee, eerder van een Oosterse gevechtssport. Nochthans lijkt het dorpje zelf te zijn weggelopen uit een vredig mooi schilderijtje.
Onderweg genoot ik een tijdlang van de groener dan groene heuvels die aan mijn raampje voorbijgleden aan de ene kant en de gekarltelde rotswand vol bloemen in alle schakeringen van azuur, van roze tot het lichtste geel aan de andere zijde. Het duurde echter niet al te lang of de bekoorlijkheden van het wonderlijke landschap konden mijn typische stadse aandacht niet langer boeien en ik dommelde in slaap. De platgereden zandpaden (asfalt is nog een schaars goed) met zijn vele putten en uitstekende stenen die als ondergrond dienst doen voor hachelijke avonturen konden hier niets aan verhelpen. Ook de wielen die schuurden langs de korrelige, afbrokkelende berm vlak langs de gappende diepten, de afdaling vol haarspeldbochten en keerpunten die steeds dieper, moeilijker en gevaarvoller werden konden me niet uit mijn slaap houden. Nochthans één onhandige beweging, een ogenblik van onachtzaamheid van de bestuurder, een motor die afslaagt of slippende remmen… en we zouden belanden in de peilloze afgrond. Voorzichtig hotsend en botsend en soms niet vlugger dan een afgeleefde oude man, kreupel en voortstrompelend op slecht passende kunstbenen bereikten we het dorpje.
Eens dáár aangekomen, tussen de onwezenlijke natuurlijke schoonheid, werden we direct geconfronteerd met de voetbalkunsten van enkele begaafde technische voetballertjes die ons, laten we eerlijk zijn, aftroefden. De hoogte konden we nu niet als excuus inroepen …dan de verschrikkelijke zonnestralen op ons hoofd maar. Daarna was het hun beurt om tot het uiterste te gaan tijdens de olympische spelen. Als echte dappere atleten vervulden ze allen met ingespannen vuurrode gezichten, met bravure de verschillende opdrachten: verspringen, sprinten, zaklopen , blikgooien, steenwerpen, hoofd onder water, uithoudingsloop, pompen, jongleren met de bal, basketball werpen. De winnaars pronkten breedglimlachend met de bekers. De andere deelnemers met diploma´s en medailles (waarvan er sommige de nacht mee doorbrachten).
Terwijl zondagochtend het concert in de takken boven onze hoofden in kracht en helderheid toenam en de zon met haar stralen reeds de kammen van het gebergten raakten knipperde ik nog slaperig met mijn ogen. Ik snoof een flinke teug heerlijke frisse tintelende ochtendlucht op. Op mijn geest had dit het effect van een snel werkende energiedrank en ik werd dan ook snel klaarwakker. De zon was in een vurig gevecht met de mistslierten die tussen de heuvels dreven. Uiteindelijke is het de zon die de ongelijke strijd altijd wint. Eerst nog langzaam, maar steeds krachtiger, baanden felle lichtbundels door de mistflarden heen. Een heerlijk zonnige dag diende zich aan.
Een briljante schattenjacht, een talentshow met een internationale (objectieve??) jury en een vroegtijdig uitdeling van kerstpakjes vulden deze mooie dag met fijne momenten.
Zelfs de fonteinen bloeddorstige muggen die zoemend als computerchips om ons heen rezen konden het grandioos weekend niet kapot bijten, al zullen hun bloederige korsten ons nog enige tijd herinneren aan dit fantastisch weekend. Al bij al was dit écht niet nodig geweest daar het tot in de kleinste details op mijn netvlies staat gegrift.

Hasta luego, vanwege een gelukkig iemand.