domingo, mayo 22, 2005

Vamos a Chile

Bij het krieken van de dag, terwijl elke verstandige mens nog gewoon lag te slapen, reed de bus ronkend weg in een wolk van stof richting Chile. Van oudsher de vijand van Bolivia wegens het verlies van de zee in één van de vele verloren oorlogen.
Doef, doef, doef, ... enkele bagagestukken vielen uit de slecht afgesloten laadruimte de weg op. Niemand reageerde hierop verbaasd noch schonk er echt veel aandacht aan. Ik was daarentegen blij dat de mijne er niet bij was. Waarschijnlijk vielen er in de hemel weer punten op het grote bord te noteren vanwegen mijn schietgebedjes hiervoor. Langsheen vulkanen met sneeuwtoppen, meren vol flamingo's, verbijsterende vergezichten, winderige zandwoestijnen, rotsen met kruipplanten die per se wilden leven waar overleven onmogelijk was en lama's die zich als katten vastklauwden aan de berghellingen kwamen we aan in het het modaine, afgrijslijke badstadje Arica (Blankenbergen waardig), waarvoor Dracula zou zijn teruggevlucht in zijn doodskist.
Op het strand wemelde het van de reizigers, komend uit al de hoeken en gaten van de wereld, ook al is de periode van de conquistadores allang voorbij, en van rijke Chileense jongeren. Sportwagens scheurden over de troosteloze boulevard, hippe zonnebrillen en badkledij waren allomtegenwoordig. Ook de periode van dictator Pinochet is blijkbaar voorgoed voorbij! Het centrale plein werd omgeven door bars, kitcherige dancings en glimmende hotels die ook overdag hun neon lichten lieten branden. Grote zwarte vogels (wegens mijn gebrekkig vermogen namen te onthouden blijf ik jullie deze schuldig) fladderden er rond met hun manisch hemeltergend gekrijs. Een stadje die geen andere emotie bij me teweeg bracht dan een snel opkomende verveling.
Toen ik over de baai zat te kijken naar het weerspiegelende zonlicht dat glinsterde in de blauwe zee, de palmbomen en het hete zachte zand voelde branden, als gloeiend staal, op mijn zolen kon ik de verlokking niet langer weestaan. Opgewonden van verlangen en bijna zonder adem te halen dook ik algauw in het kielzog van enkele pelikanen het water in. Of was het voetje voor voetje!!! Alleszins het zeewater was heerlijk, de sterke vislucht minder. Het strandvertier en het lantervantten was niet het soort heldenfeit waar Livingstone prat op kon gaan maar ik koesterde me tevreden op het strand. Ik dommelde er weg totdat de zon als een immense vuurbal in de zee zakte. Hoe dan ook mijn energie-voorraad was weer aangevuld.

In de daaropvolgende week werd het startsein gegeven voor het groots-voetbaltornooi met een plechtige openingceremonie volledig in wereldbekerstijl doch met een Boliviaans accentje. Telaat van start dus. Acht verschillende college's en instellingen gingen gedurende 1 maand strijden om de titel van beste ploeg van de wijk San Pedro.Vele inspanningen, brieven, bureaucratische stempels, bezoeken, onderhandelingen met directeurs die leken te stammen uit een jaren vijftigfilm, denken binnen de routine van chaos en toestemmingen van ieder die er kan schrijven en lezen waren hieraan vooraf gegaan. Veelal in een taal buiten de woorden. De taal van de geestdrift, van de dingen die je doet met hart en ziel naar iets wat je wilt en waarin je gelooft.
Er heerste een euforische toestand die de georkestreerde verveling van school doorbrak na de hapjes (salteñas), drankjes, de lieflijke melodieën van een klein orkestje, lokale pers en de opening-speeches van de directeur, enkele afgevaardigden van de ploegen en een fiere ikzelf. Iedereen tot en met de laatste nietsnut was al weken in de ban van het evenement (meer dan voor de nieuwe Star-Wars). De Directuer hielp zelfs een handje toe tijdens het herschilderen van de doelen en veldlijnen.
Tijdens de openingwedstrijd gaven de kids, in hun nieuwe uitrusting en met een mentalitiet dat ze draken voor me zouden hebben verslagen, het chiquere, elitaire privé-college lik op stuk. Eventjes waren ze "helden" met het zelfvertrouwen van Pele. En ik, ik kreeg er een brok in mijn keel van dat het leek of ik een enorme adamsappel aan het kweken was.

Groetjes aan allen en hasta luego.

martes, mayo 10, 2005

Tweede jeugd, ondanks jaartje ouder.

Supermarkten zijn hier even zeldzaam dan condors (al heb ik er ondertussen enkele gezien in de plaatselijke zoo) dat er eentje vinden een hele expeditie is.
Ik had een kaartje met daarop een tekst waarvan ik steeds dacht dat dat het adres was, maar waarvan ik begon te vermoeden dat er alleen maar stond: ´Wij hebben de beste ingrediënten maar zie ons eerst maar te vinden´. De fors gespierde taxi-bestuurder reageerde op het kaartje zoals ze hier steeds doen: hij keek erna, knikte, vertrok vol bravoure en bleek na een tijdje kriskras door de stad te rijden. Met op de achtergrond steeds weer hetzelfde afgedraaide bandje van een door liefdesverdriet gekwelde Boliviaanse zanger. De roestbak kwam ook nog vast te zitten in het woelige doolhof van auto´s, busjes, straatverkopers die handkarren voortduwden en vrouwen die de groots mogelijke moeite hadden om met hun armen vol baby´s de angstaanjagende drukke straat over te steken. De taxi-chauffeur vroeg me herhaaldelijk naar de naam van de winkel alsof het een formule was die de winke tevoorschijn zou toveren. Eigenlijk was alles de schuld van de straat, want die had geen naam . Er bestond slechts een soort algemene aanduiding van deze buurt. God-mag-weten waarom, alsook hoe we het uiteindelijk vonden.
Het was de dag van mijn verjaardag. Met het elementaire kookgerei dat ik ter beschikking had begon ik de gekochte ingrediënten om te vormen tot een Babylonische toren van pannenkoeken. Het was prettig deze speciale geur diep op te snuiven en daarmee naar de verborgen plekken van mijn geheugen te reizen. Al gauw kwam ik en mijn pannenkoekenelleboog tot de conclusie dat ik het bakken van 180 stuks, met één aftandse pan, lichtjes onderschat had. Een jaartje ouder doch niet wijzer blijkbaar? Het verbaast me nog steeds dat ik erin slaagde.
De avond naderde met rasseschreden en ik liep vierkantjes over de stenen keukenvloer. De klok liet me na elke rondgang weten dat de minuten weliswaar langzaam voorbijgingen maar dat het er heel wat waen alvorens de eerste genodigden voor mijn feestje binnen sijpelden. Ik voelde de paranoia in mij groeien toen de tijd voorbijging en er slechts twee gasten waren. Zo bevestigden ze nogmaals dat ze een ferme dosis mañana-mañana in hun bloed hebben toen ze met velen (huisgenoten, collega´s,vrijwilligers en makkers) later arriveeerden. De berg verrukkelijke, al zeg ik het zelf, pannenkoeken slonk sneller dan Billy the Kid destijds zijn revolver kon trekken. Daarna was het hek heleñaal van de dam en barste er een geweldig dansfeest los. Het leek of de pannenkoeken hetzelfde effect hadden als ecstacy op andere mensen. Een kakafonie van muziek, gelach, gebrul en geschreeuw deed het huis op zijn grondvesten daveren. Bij een spontane versie van de macarena leek ik een beetje op een kampeerder die een zwerm muggen van zich af probeerde te meppen. Ze keken naar me als naar een dier dat in de verkeerde kooi was terecht gekomen. Tja, tegen de charme van de indrukwekkende swingende Bolivianen kunnen wij, houterige Europeanen, sowieso niet op en de plank Frederik nog minder.
Tot diep in de nacht dansten we de pannen van het dak op de meeslepende ritmes van de muziek tot ook de laatste spring-in-´t-veld sputterde en zich gewonnen diende te geven aan de wetten van de vermoeidheid.
Knikkebollend tuurde ik nog naar buiten waarbij ht leek of La Paz ´s nachts een veld vol vuurvliegjes was met alleen een paar nachtbrakers die naar huis gingen. Bij het maanlicht en een vallende ster wenste ik nog dat iedereen ooit zo´n fantastisch verjaardagfeestje mag beleven.
En het leven dat ging gewoon door volgens zijn ronddraaiende dienstregeling.

Volgende keer: Vamos a Chile!!!